25116 |
bui, regenbui |
schuil:
sjoel (Q121b Spekholzerheide)
|
bui, regenbui
III-4-4
|
31267 |
buigijzer |
buigijzer:
bø̜x˱īzǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55]
II-11
|
17634 |
buik |
buik:
boech (Q121b Spekholzerheide),
boeg (Q121b Spekholzerheide)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pànš (Q121b Spekholzerheide),
zak:
zàk (Q121b Spekholzerheide)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boechpīng (Q121b Spekholzerheide),
pijn in de buik:
pīng in dər boech (Q121b Spekholzerheide),
píng ìn dər boeg (Q121b Spekholzerheide)
|
ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
28041 |
buis |
roor:
rø̄r (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor een onderdeel van buisleidingen voor het transport van water, lucht, perslucht enz. [N 95, 784; Vwo 802; Vwo 203]
II-5
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
poefkind:
poefkink (Q121b Spekholzerheide)
|
buitenechtelijk kind
III-2-2
|
25058 |
bundel, bussel |
berm:
berm (Q121b Spekholzerheide),
bonk:
bónk (Q121b Spekholzerheide),
pongel:
pun⁄gel (Q121b Spekholzerheide)
|
bundel, zak
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
iltis:
iel’ties (Q121b Spekholzerheide),
vuur:
vuur (Q121b Spekholzerheide)
|
bunzing
III-4-2
|
20865 |
cacao |
cacao:
kakau’ (Q121b Spekholzerheide)
|
cacao
III-2-3
|