e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doodgraver dodengraver: doeëdejreëver (Spekholzerheide) doodgraver III-2-2
doodskist doodskist: doeëdskis (Spekholzerheide, ... ) lijkkist III-2-2
doodskleed dodenhemd: doeëdehemme (Spekholzerheide) doodshemd III-2-2
doofpot amerenpot: oamerepot (Spekholzerheide), amerpot: oͅamərpoͅt (Spekholzerheide) doofpot || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)] III-2-1
doopjurkje doopkleedje: doofkleedsje (Spekholzerheide) doopjurk III-2-2
door elkaar, verward dooreen: durchee⁄ (Spekholzerheide), durjee⁄ (Spekholzerheide), ondereen: óngeree⁄ (Spekholzerheide) door elkaar, verward III-4-4
doorbakken doorbakken: D¯r kóch is jód durchbak¯ke  durchbak’ke (Spekholzerheide), doorbraden: ¯t Vleesj is sjun durchbroa¯ne  durchbroa’ne (Spekholzerheide) doorbakken III-2-3
doorgroeide, aangebrande kool aangebrande kool: angǝbrantǝ kǭl (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Kool die slecht loslaat van dak of vloer. "Op de overgang van de koollaag en het gesteente in het dak en op de vloer zijn meestal spiegelgladde vlakken aanwezig. Door deze glijvlakken wordt het loslaten van de kool van dak en vloer vergemakkelijkt. Indien de glijvlakken ontbreken spreken we van "aangebrande kool" (MBK III pag. 23). [N 95, 528; monogr.] II-5
doorhouw doorslag: dørxšlāx (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]), ophouw: ophǫ.w (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doorn toren: tūr (Spekholzerheide) Kegelvormig stuk metaal dat men in de hand kan houden terwijl men er ringen en kettingschakels op smeedt. Zie ook het lemma "kegelvormige tas". Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig dat echter in het aambeeldgat wordt geplaatst. [N 33, 338] II-11