e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druiventros druiventroemel: droe(v)’vetroemmel (Spekholzerheide) druiventros I-7
druk drok: druk (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]) Algemeen gebruikte benaming voor de druk in het gesteente. [monogr.; N 95, 524; N 95, 357; N 95, 385; N 95, 843; N 95, 324; Vwo 292] II-5
drukkooitje drokkorfje: drukkø̜rfjǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een uit kruiselings op elkaar bevestigde halfhouten of dunne rondhouten vervaardigd kooitje. Drukkooitjes worden op de kappen van starre ondersteuningen geplaatst om de eerste druk van het dakgesteente op te vangen. Op de Domaniale mijn had een drukkooitje volgens een invuller uit Q 121 een afmeting van 40 bij 40 centimeter. Het was samengesteld uit houten paaltjes van ongeveer 5 centimeter doorsnede. [N 95, 324; monogr.] II-5
drukte maken boheien (rh.): behai’e (Spekholzerheide) drukte maken III-1-4
drukte, gedoe bohei: behai (Spekholzerheide) gedoe, lawaai.... III-1-4
druktemaker boheits-kop: behaits’kop (Spekholzerheide), boheits-kramer: behaits’krieëmer (Spekholzerheide), boheits-macher: behaits’mecher (Spekholzerheide) opschepper, praatjesmaker III-1-4
druppel drup: drüp (Spekholzerheide), druppel: drüp⁄pel (Spekholzerheide), eng druupel wasser (Spekholzerheide) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || druppel, druppeltje III-4-4
druppen, druppelen ziekeren: ziek⁄kere (Spekholzerheide) sijpelen III-4-4
dubbele en gecombineerde krompasser dobbele kromcirkel: dubǝlǝ kromtserkǝl (Spekholzerheide) Dubbele krompasser met S-vormige benen. Wanneer het scharnier in het midden van de S-vormige benen is geplaatst, wordt deze passer vooral gebruikt voor het opmeten van uitwendige maten. Er bestaan ook uitvoeringen van de passer waarbij het scharnier aan het uiteinde van de S is aangebracht. Met dit type worden inwendige maten opgemeten. De gecombineerde krompasser bestaat uit een combinatie van de krompasser en de voetjespasser. Zie ook het lemma "voetjespasser" en afb. 83. [N 33, 252d; N 33, 252f; N 64, 80b] II-11
dubbelkettingtransporteur pantser: pantsǝr (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]) Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583] II-5