id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26729 | gereedschap | geschier: gǝšiǝr (Spekholzerheide [(Willem-Sophia)] [Domaniale]) | Algemene benaming voor het gereedschap. [N 95, 721; N 95, 724; N 95, 727; monogr.] II-5 |
28147 | gereedschap inleveren | [gereedschap] inleveren: eliǝvǝrǝ (Spekholzerheide [(Willem-Sophia)] [Domaniale]) | Werktuigen bijvoorbeeld voor reparatie inleveren. De plaatselijke term voor "gereedschap" vindt men in het lemma Gereedschap. [N 95, 724] II-5 |
28146 | gereedschapsmagazijn | geschiersmagazijn: gǝšiǝrsmagasīn (Spekholzerheide [(Willem-Sophia)] [Domaniale]) | Ruimte ondergronds waar het gereedschap aan de mijnwerkers wordt uitgereikt en na gebruik weer wordt opgeborgen. [N 95, 727] II-5 |
28150 | gereedschapsring | geschierspin: gǝšiǝrspen (Spekholzerheide [(Willem-Sophia)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Grote metalen ring waaraan het gereedschap dat voorzien is van een gat, kan worden geregen. De gereedschapsring kan met behulp van een hangslot worden afgesloten en wordt uitsluitend in pijlers gebruikt. Volgens invullers uit Q 121 en Q 121c was de "getuigpin" voorzien van een plaatje met daarop het nummer van de mijnwerker. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 763; monogr.] II-5 |
28148 | gereedschapswerkplaats | werkplaats: werkplātš (Spekholzerheide [(Willem-Sophia)] [Winterslag, Waterschei]) | Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728] II-5 |
25066 | gering aantal, een paar | koppel: kóp⁄pel (Spekholzerheide), paar: paar (Spekholzerheide), satz (du.): zats (Spekholzerheide) | paar, stel van twee III-4-4 |
17712 | geslachtsdelen (alg.) | geschier (<du.): jesjier (Spekholzerheide) | geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)] III-1-1 |
20312 | geslachtsgemeenschap hebben | poppen: póp’pe (Spekholzerheide), cf. WNT s.v. "poppen (II)"bij Teurl. "poepen"2) b in het bijz. in toepassing op den omgang der beiden sexen met elkaar, op het minnespel paoppe (Spekholzerheide), sich der buidel leegschokkelen: sich der buul leigschokkele (Spekholzerheide), verkoesjematoekelen: Schertsend.; mar.: iets met "coucher"te maken? ; te dicht bij Dutisland!!!!!!! verkoesjematoekkele (Spekholzerheide) | geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)] || neuken III-2-2 |
20369 | getuige | bronker: brunker (Spekholzerheide), bronkerse: brunkesje (Spekholzerheide) | mannelijke trouwgetuige III-2-2 |
20388 | getuige zijn | bronken: brónke (Spekholzerheide) | getuige zijn bij een kerkelijk huwelijk III-2-2 |