id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19566 | handveger, stoffer | handkwispel: haŋkkwespəl (Spekholzerheide), kwispel: kwespəl (Spekholzerheide), handveger kwispel (Spekholzerheide), samen met DC 15, 7b kwispel (Spekholzerheide) | bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] || handveger || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] III-2-1 |
31383 | handvijl, blokvijl | blokvijl: blǫk˲vil (Spekholzerheide) | Platte, stalen vijl, rechthoekig van doorsnede en zonder punt. Soms is één kant van het blad enkel en één kant dubbel gekapt. De vijl kan voor diverse werkzaamheden gebruikt worden. Zie ook afb. 100. [N 33, 95 add; monogr.] II-11 |
29809 | handvormsteen | klopsteen: klǫpštē (Spekholzerheide [(meervoud: klǫpštę ̞ŋ)] ) | Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.] II-8 |
31750 | handzaag | handzeeg: haŋk˲zē̜ǝx (Spekholzerheide) | In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.] II-12 |
31751 | handzaag, sint-jozefzaag | fok(s)zwans: foksšwants (Spekholzerheide), fuksšwans (Spekholzerheide) | Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.] II-12 |
19373 | hangslot | kluister: klōēster (Spekholzerheide), klūstər (Spekholzerheide) | hangslot [N 07 (1961)] || kluister, hangslot III-2-1 |
18979 | hansworst | hampelmann (du.): verklw. hampelmensje ham’peleman (Spekholzerheide), hampelmannetje (<du.): ham’pelemensje (Spekholzerheide) | onhandige vent, hansworst III-1-4 |
25146 | hard vriezen | bakken: bak⁄ke (Spekholzerheide) | hard vriezen III-4-4 |
25147 | hard waaien | stormen: sjtur⁄me (Spekholzerheide) | hard waaien, stormen III-4-4 |
31301 | hardingsbak | hardbak: hē̜ǝt˱bak (Spekholzerheide) | De bak met de hardingsvloeistof of water waarin het gloeiende voorwerp wordt gedompeld tijdens het harden. [N 33, 341] II-11 |