e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handveger, stoffer handkwispel: haŋkkwespəl (Spekholzerheide), kwispel: kwespəl (Spekholzerheide), handveger  kwispel (Spekholzerheide), samen met DC 15, 7b  kwispel (Spekholzerheide) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] || handveger || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] III-2-1
handvijl, blokvijl blokvijl: blǫk˲vil (Spekholzerheide) Platte, stalen vijl, rechthoekig van doorsnede en zonder punt. Soms is één kant van het blad enkel en één kant dubbel gekapt. De vijl kan voor diverse werkzaamheden gebruikt worden. Zie ook afb. 100. [N 33, 95 add; monogr.] II-11
handvormsteen klopsteen: klǫpštē (Spekholzerheide  [(meervoud: klǫpštę ̞ŋ)]  ) Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.] II-8
handzaag handzeeg: haŋk˲zē̜ǝx (Spekholzerheide) In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.] II-12
handzaag, sint-jozefzaag fok(s)zwans: foksšwants (Spekholzerheide), fuksšwans (Spekholzerheide) Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.] II-12
hangslot kluister: klōēster (Spekholzerheide), klūstər (Spekholzerheide) hangslot [N 07 (1961)] || kluister, hangslot III-2-1
hansworst hampelmann (du.): verklw. hampelmensje  ham’peleman (Spekholzerheide), hampelmannetje (<du.): ham’pelemensje (Spekholzerheide) onhandige vent, hansworst III-1-4
hard vriezen bakken: bak⁄ke (Spekholzerheide) hard vriezen III-4-4
hard waaien stormen: sjtur⁄me (Spekholzerheide) hard waaien, stormen III-4-4
hardingsbak hardbak: hē̜ǝt˱bak (Spekholzerheide) De bak met de hardingsvloeistof of water waarin het gloeiende voorwerp wordt gedompeld tijdens het harden. [N 33, 341] II-11