24337 |
kikker |
kruts:
kröatsj (Q121b Spekholzerheide)
|
kikvors
III-4-2
|
24309 |
kikkervisje |
koelkop:
koel’kop (Q121b Spekholzerheide)
|
dikkopje
III-4-2
|
17600 |
kin |
kin:
kìn (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
kin [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20308 |
kind (algemene benaming) |
kind:
kink (Q121b Spekholzerheide)
|
kind [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
19382 |
kinderstoel |
kakstoeltje:
kakštø̄lšə (Q121b Spekholzerheide),
kinderstoeltje:
keŋərštø̄lšə (Q121b Spekholzerheide)
|
kakstoeltje || kinderstoeltje
III-2-1
|
17601 |
kinnebak |
kits:
kìtš (Q121b Spekholzerheide),
slikstuk:
šlìkštùk (Q121b Spekholzerheide)
|
kinnebak [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
26666 |
kipkar |
kipwagen:
kipwān (Q121b Spekholzerheide
[(meervoud: kipwāns)]
)
|
Wagon met kantelbare laadbak, die over smalspoor wordt voortbewogen en tot op heden wordt gebruikt voor het vervoer van de gedolven grondstof naar de voorraadplaats of de maalmachines. De kipkar (L 270) was een karretje met twee wielen, bak en stuurboom dat via smalspoor over de brug naar de stortplaats werd gereden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbrugɛ.' [N 98, 49; monogr.]
II-8
|
29843 |
kippen |
hoender:
hondǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.]
I-12
|
33404 |
kippenhok |
henhuis:
hęnǝs (Q121b Spekholzerheide),
hoenderstal:
honǝštǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Het vrijstaande gebouwtje of de afgesloten ruimte ergens in de boerderij, waarin zich de zitstokken en legnesten voor de kippen bevinden. Begripsmatig is het kippenhok lastig af te bakenen van de kippenzolder; vaak lopen de twee benamingen voor het kippenverblijf door elkaar. De twee lemma''s "kippenhok" (2.5.1) en "kippenzolder, polder" (2.5.2) vullen elkaar dan ook aan. De polder-opgaven met de betekenis "kippenzolder, kippenverblijf" zijn overgeplaatst naar het lemma "kippenzolder, polder" (2.5.2); zie de toelichting bij dat lemma. De twee elementen van de samenstellingen van het type kippen-hok zijn apart in kaart te brengen. Het eerste element (hoender-, kippen-, hennen- en kieken-) is hier in deze aflevering over de bedrijfsgebouwen niet verder behandeld; men vindt het in de aflevering over het pluimvee, waar het beter tot z''n recht zal komen. Kaart 30 bevat het tweede element van de bedoelde samenstellingen, de bepaalde delen (-stal, -huis, -hok, -kooi, -kouw en -kot). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 11. [N 5, 93 en 99; N 19, 31; JG 1a, 1b en 1c; A 10, 9h; A 48, 16a; L B2, 283; L 5, 53; L 38, 30; monogr.]
I-6
|
20863 |
kippensoep |
hoendersoep:
Verklw. hondertsüpje
hon’dertsoep (Q121b Spekholzerheide)
|
kippesoep
III-2-3
|