22347 |
met sneeuwballen gooien |
sneeuwbollen gooien:
niefbolle gohje (K359a Stal),
sneufbolle gooien (K359a Stal)
|
Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22468 |
mik |
gaffel:
gaffel (K359a Stal)
|
Een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
26400 |
naaf |
dom:
dom (K359a Stal)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
21475 |
neger |
zwarte, een -:
ne zwarte (K359a Stal),
ne zwette (K359a Stal)
|
neger [N 102 (1998)]
III-3-1
|
33558 |
okkernoot |
okkernoot:
hukkeneute (K359a Stal)
|
I-7
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
dag van de onnozele-kinderen:
daag vanne onnuuzel kinner (K359a Stal),
onnozele-kinderen:
onnoezele kinner (K359a Stal)
|
De dag waarop de kinderen zich als vader en moeder verkleden (28 december) [oudvaaierkensdag, vaderkensdag, alderkinderen, onnozele kinderen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22368 |
op stelten lopen |
steltlopen:
stelt lope (K359a Stal)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22402 |
opgooien (tossen) |
tossen:
tossen (K359a Stal)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20320 |
oude man |
bejaarde:
bejaorde (K359a Stal)
|
iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)]
III-2-2
|