21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
plekken (Q015p Stein),
plakpleister (zn.):
plàkplòster (Q015p Stein),
plekpleister (zn.):
plekploaster (Q015p Stein)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
keuren:
keuren (Q015p Stein),
kêûren (Q015p Stein)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
stoten:
bulles stoate/knutseh stoate (Q015p Stein),
köpke stoate (Q015p Stein)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
stevige knoken:
stevige kneuk (Q015p Stein)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
misre (fr.):
misere (Q015p Stein)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
deupklèdje (Q015p Stein),
deupmutske (Q015p Stein),
deupsprei (Q015p Stein),
eine dook (Q015p Stein),
ene pisdook (Q015p Stein),
navelwinjel (Q015p Stein),
slabberlepke (Q015p Stein),
voile (Q015p Stein),
zeiverlepke (Q015p Stein)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22455 |
21-jan |
sint-maartenvuur:
sint maarten vuren (Q015p Stein)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22605 |
5-mrt |
oude-sint-pieters:
oude st pieters (Q015p Stein)
|
De naam voor de 5e maart [oude st.pieter, bistegersdei]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18520 |
[baaienjas?] |
baaien jas:
baajen jas (Q015p Stein)
|
een baaien jas met opgestikte figuren en gesloten met witte knopen [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18253 |
[falie] |
voile (fr.):
vôôl (Q015p Stein)
|
sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|