id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24152 | gele kwikstaart | koeheerdje: koeheërtje (Stein), koehèèrtje (Stein), kwikstaartje: kwikstertje (Stein) | gele kwikstaart || kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1 |
33264 | gele lupine | lupinen: lǝpīnǝ (Stein) | Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5 |
24554 | gele morgenster | morgenster: WLD mörgenster (Stein) | Gele morgenster (tragopon pratensis 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn meestal onvertakt; de bladeren hebben een brede stengel omvattende voet; ze zijn lancetvormig, naar boven versmald. De bloemhoofdjes hebben omwindselblaadjes die even lang of lange [N 92 (1982)] III-4-3 |
24488 | gele narcis | narcis: WLD narcis (Stein) | Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] III-4-3 |
24615 | gele plomp | paardenvoet: WLD paardevoot (Stein) | Gele plomp (nuphar luteum). Waterplant; de bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, ze zijn drijvend met lange driekantige stelen; de bloemen hebben talrijke kroonblaadjes en 5 gele kelkbladeren. Bloeitijd in mei tot augustus. Te vinden in plassen [N 92 (1982)] III-4-3 |
31843 | geleider van de sponningschaaf | leider: lɛjǝr (Stein) | De smalle, soms verstelbare lat langs de zool van de sponningschaaf, die er voor zorgt dat tijdens het schaven de juiste breedte wordt aangehouden. Soms is er ook aan de zijkant van de sponningschaaf een blokje aangebracht dat er voor zorgt dat tijdens het schaven de juiste diepte wordt aangehouden. Het woordtype hoogteguide uit Leopoldsburg (K 317) verwijst daarnaar. [N 53, 63b] II-12 |
28250 | geleidingsbomen | strossbomen: (enk) štrø̜sbǫwm (Stein [(Maurits)] [Maurits]) | Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.] II-5 |
25078 | gelijken (op) | gelijken: gelieken (Stein), lijken: liēkt (Stein), schijnen: schijnen (Stein), trekken: trukt (Stein) | aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4 |
22334 | gelijkspelen | gelijk: gəlīk (Stein), gelijkstaan: gəlik staən (Stein) | Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
28131 | geluid maken | kraken: (het dak) krāk (Stein [(Maurits)] [Domaniale]) | Gezegd van schuivend dakgesteente. [N 95, 889] II-5 |