e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gierzwaluw steenzwarbel: steinzwarbel (Stein), steinzwerbel (Stein, ... ) gierzwaluw || gierzwaluw (16,5 zwartbruin; sikkelvleugels; broedt in muurgaten en onder dakpannen; veel in de stad; druktemaker; roep luid [wieieie, wieieie] [N 09 (1961)] III-4-1
gieten, hard regenen gutsen: gutzen (Stein), gûtsje (Stein), hel regenen: hel règene, het raegent ehl (Stein) hard regenen, het regent hard [DC 30 (1958)] || overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen] [N 91 (1982)] III-4-4
gieter spruis: sprøš (Stein) Werktuig dat wordt gebruikt bij het blussen van kleine hoeveelheden kalk, het bereiden van mortel, het bevochtigen van metselstenen etc. [N 30, 23a; monogr.] II-9
gif gif: guf (Stein), vergif: vergif (Stein) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gildeknecht knaap: knaap (Stein) De knecht van een gilde [knaap]. [N 88 (1982)] III-3-2
gispen, geselen gispen: gispen (Stein), pezelen: piesele (Stein) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist desem: dęjsǝm (Stein), heffe: ø̜fǝ (Stein), ęvǝ (Stein), heffen: høfǝn (Stein) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glacé glac (fr.): glacees (Stein) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
gladde ijzerdraad gladde draad: gladǝ drǭt (Stein), wasdraad: wɛšdrǭt (Stein) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
glasdeur glasdeur: glās˱dø̄r (Stein) Deur waarbij het paneel uit glas bestaat. [N 55, 29a] II-9