e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glasgordijn glasgordijn: glasgordijn (Stein) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
glaslatten glaslatjes: glāslɛtjǝs (Stein) Latjes waarmee de glasruiten in de deur vastgezet worden. [N 55, 29c] II-9
glasroede lood: luǝt (Stein), roede: rōj (Stein), staafje: stē̜fkǝ (Stein) Smalle regel met sponning in een glasraam. [N 55, 62a-c] II-9
glassponning glasrabat: glāsrabat (Stein) Sponning in de regels en stijlen van een glasdeur, waarin de glasruit wordt geplaatst. [N 55, 29b] II-9
glazenkast glazenkast: glazen kast (Stein) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazeren: glazeren (Stein), glazig: glazig (Stein, ... ) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur glazuur: glazuur (Stein, ... ) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
glijbaan roetsj: rotsj (Stein), roetsjbaan: roetsjbaan (Stein) Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden slipperen: slipperen (Stein, ... ) Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2
glimlachen grimslachen: grimsjlache (Stein), mompelen: mompelen (Stein) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4