24520 |
alsem |
elst:
WLD
elst (Q015p Stein)
|
Alsem (artimisia). De gehele plant is witviltig behaard; de stengels zijn onderaan houtig; de bladeren zijn zeer diep ingesneden met draaddunne slippen; de bloemen staan in kleine, gesteelde hoofdjes aan meestal overhangende takken, de kleur van de bloeme [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24297 |
alver |
abel:
aubel (Q015p Stein),
auwbel (Q015p Stein),
schijterd:
WBD/WLD
scheitert (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u de alver: een roofkarpertje, 10-18cm lang, de schubben hebben een fraaie zilver- of paarlemoerglans (alver, moertje, nesteling, aveltje, scheiter, bovenzwemmer, win, winde, wind) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
27698 |
ambtenaar |
ambtenaar:
ambtenaar (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het algemene woord voor de ambtenaar op de mijn. Een woordtype als "pennelekker" is echter spottend bedoeld. Een schrijver zit op kantoor. [N 95, 140; monogr.]
II-5
|
25242 |
andere soorten sneeuw |
droge sneeuw:
droge sneeuw
drweage snē (Q015p Stein)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22712 |
andere spelen met bikkels |
met de mond de bikkels pakken en dan weer recht zetten:
met de mond de bikkels pakken en dan weer recht zetten (Q015p Stein)
|
Worden (werden) er nog andere spelen met dergelijke beentjes gedaan? [N R (1968)]
III-3-2
|
30440 |
andreaskruis |
andreaskruis:
andrējaskrȳs (Q015p Stein)
|
Kruis van regellatten van 5 x 7 cm die dwars op de richting van de balken tussen de balken van een balklaag worden aangebracht en van de bovenkant van de ene balk tot de onderkant van de andere lopen. Het andreaskruis voorkomt het doorbuigen en het zijdelings kromtrekken van de ribben. Het aanbrengen van een andreaskruis werd in Q 121c 'de balken schoren' ('dǝ balǝkǝ šōrǝ') genoemd. [N 54, 142a]
II-9
|
28580 |
angel |
angel:
aŋǝl (Q015p Stein)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (Q015p Stein),
WBD/WLD
angel (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19312 |
angst |
schijt:
schijt (Q015p Stein)
|
het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33621 |
anjelier |
groffiaat:
groffijaot (Q015p Stein)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|