31852 |
holschaaf |
holschaaf:
hǭlšāf (Q015p Stein)
|
Schaaf met een over de breedte holvormig gebogen zool, die samen met de bolschaaf een bijeenhorend paar vormt. Zie ook afb. 46. De holschaaf wordt door de timmerman gebruikt om rond lijstwerk te schaven en door de wagenmaker om kleine spaken een ronde vorm te geven. [N 53, 71c; N G, 38a; monogr.]
II-12
|
24323 |
hom |
melk:
WBD/WLD
mélk (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
hômmel (Q015p Stein),
ommel (Q015p Stein),
WBD/WLD
hommel (Q015p Stein),
hommer:
homer (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
kijl:
kīēle (Q015p Stein),
knauwel:
knauwel (Q015p Stein),
stomp:
stömp (Q015p Stein)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19782 |
hondenhok |
hondshok:
honjshok (Q015p Stein),
onjshok (Q015p Stein),
hondskooi:
hondskooi (Q015p Stein),
ondskooi (Q015p Stein),
hondskouw:
honjskauwj (Q015p Stein),
onjskauwj (Q015p Stein)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
24687 |
hondsdraf |
honddraf:
WLD
ondraf (Q015p Stein)
|
Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24622 |
hondsviooltje |
hondsviooltje:
WLD
hondsviooltje (Q015p Stein)
|
Hondsviooltje, 5 tot 35 cm groot. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren alleen aan de stengels, en hebben ongevleugelde stelen. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, meestal met hartvormige voet; de steunblaadjes zijn klein en getand; de blo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20623 |
hongerig |
hongerig:
hungerig (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
28557 |
hongervolk |
arme bij:
ɛrmǝ bi-j (Q015p Stein)
|
Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d]
II-6
|
28524 |
hongerzwerm |
hongerzwerm:
huŋǝrzwɛrm (Q015p Stein)
|
Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e]
II-6
|