e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klaar om gebakken te worden vaardige deeg: vērdǝgǝ dęjx (Stein) Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a] II-1
klaarkomen vaardig maken: vérdig maken (Stein) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
klagen klagen: klagen (Stein), kuimen: kuume (Stein) droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)] III-3-1
klam, klef klam: klam (Stein), klamme (Stein) vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)] III-4-4
klampdeur met schrankschoren deur met twee klampen en schoor: dø̄r męt twē klampǝ ęn šōr (Stein) Klampdeur waarbij de klampen tegen de schrankrichting in door één of meer schoren worden ondersteund. Daartoe lopen de schoren van het onderste scharnierpunt naar de bovenste vrije hoek. Zie ook afb. 54. [N 55, 22] II-9
klampdeur, plankendeur opgeklampte deur: ǫp˲gǝklamptǝ dø̄r (Stein) Deur die is samengesteld uit planken die met tand en groef ineengewerkt zijn en op horizontale stukken hout, de 'klampen', zijn gespijkerd. Zie ook afb. 53. [N 55, 21] II-9
klant klant: klant (Stein, ... ), klantj (Stein) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klapdeur doorslaande deur: dōrslǭndǝ dø̄r (Stein) Deur die naar beide zijden kan opendraaien. Zie ook het lemma 'Doordraaiende scharnier'. [N 55, 33a] II-9
klapekster ester: èèster (Stein), kapester: kapeester (Stein) Hoe heet de klapekster? [DC 06 (1938)] || klapekster (24 lijkt wel op de ekster [073] maar heeft meer grijs, is kleiner; erg zeldzaam, nu alleen nog op sommige heivelden; hele jaar hier; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast [N 09 (1961)] III-4-1
klaploper smachtlap: Van Dale: smachtlap, (gew.) klaploper, klaploopster.  smagtlap (Stein), smartlap: smartlap (Stein) leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)] III-3-1