e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

Gevonden: 5275
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baktrog moelde: mōlj (Stein) De kuip waarin de eerste bewerking van het deeg plaatsvindt. "In zijn eenvoudigste gedaante is het een rechthoekige, langwerpige bak, de bodem smaller dan de bovenopening" (Weyns blz. 28). De baktrog is ofwel van eik ofwel van wit hout vervaardigd. Sommige troggen hebben onderaan een schuif om zuurdeeg en zeef in te leggen (Weyns blz. 29). Als hij klein is en goed hanteerbaar, wordt de trog niet noodzakelijk op een vaste voet gezet. Is hij heel groot dan kan hij op een paar lage houtblokken worden gelegd. Meestal is hij geplaatst tussen twee steunen in de vorm van een letter H, waarvan de naar buiten uitwijkende bovenste benen de bak omvatten (Weyns blz. 28). In dit lemma zijn ook benamingen die de boer voor zijn baktrog heeft, opgenomen: Zie afb. 17. [(N 29, 20a; N 29, 18a; N 18, add.; N 5A(I), add.; S 2; R 3, 50; L 1a-m; L 16, 8; L 19A, 21; L 48, 23; A 26, 10; Lu 4, 10; Lu 2, 23; monogr.; LB 2, 237)] II-1
bal gehakt bal gehakts: bal gehaks (Stein) Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] III-2-3
baldadig (persoon) baldadig: baldadig (Stein), wild: wildj (Stein) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
balein balein: belien (Stein) balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balk balk: balǝk (Stein) In het algemeen bezaagd hout met een afmeting groter dan 15 x 20 cm. [N 50, 73p; L 40, 56 add.; monogr.] II-12
balkenbrij balkenbrij: balkenbrie (Stein) Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balklaag, roostering balklaag: balǝklǭx (Stein) De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.] II-9
balletje bij het bikkelen huif: uuf (Stein), prikballetje: stoffen bal  prekbɛlkə (Stein) Het balletje of de knikker. [N R (1968)] III-3-2
balorig eigenwijs: eigewīēs (Stein), koppig: köppig (Stein) niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
balstuk balstuk: balštyk (Stein) Reparatiestukje dat op de bal aangebracht wordt. [N 60, 233c; N 60, 233b] II-10