19634 |
kolenschop |
panschup:
panšø̜p (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
schoep:
šōp (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Eisden])
|
Schop, bestaande uit een korte steel met kruk en een betrekkelijk groot blad. Met dit type schop worden de losgemaakte kolen op de transportband of de schudgoot geschept. Door de onduidelijke vraagstelling van vraag N 95, 751 ("Hoe noemt u een platte schop?") en vraag N 95, 752 ("Hoe noemt u een panneschop?") is een aantal opgaven uit dit lemma mogelijkerwijs ook van toepassing op de steenschop. De composita waarvan het eerste lid verwijst naar een steenschop zijn bijeengeplaatst in het lemma Steenschop. [N 95, 752; N 95, 751; monogr.]
II-5
|
19467 |
kolenslik |
schlamm (d.):
slamp (Q015p Stein),
slam:
šlam (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] || Nat kolenstof of kolengruis, gebruikt als brandstof. [N 95, 466; monogr.; Vwo 689; Vwo 709; Vwo 715]
II-5, III-2-1
|
28204 |
kolenstof |
stub:
štø̜p (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Grof of fijn stof afkomstig van de kolen. Het komt vrij bij het schieten, boren, het losmaken van kolen en andere werkzaamheden in het ondergrondse gedeelte van de mijn. Omdat het kolenstof overbelasting van de longen kan veroorzaken, wordt het nadelig geacht voor de gezondheid. Het moet daarom zoveel mogelijk bestreden worden. Bij een bepaald percentage vluchtige bestanddelen in het kolenstof is het zeer explosief. [N 95, 769; monogr.]
II-5
|
27714 |
kolenvoorraad |
kolenopslag:
kǭlǝopšlāx (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Voorraad kolen die een mijn opslaat wanneer de produktie hoger is dan de verkoop. [N 95, 33; Vwo 749]
II-5
|
33026 |
kolven afstropen |
stropen:
strø̄pǝ (Q015p Stein)
|
De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22]
I-4
|
17813 |
komen |
komen:
komə (Q015p Stein)
|
komen [RND]
III-1-2
|
22540 |
komen kijken naar de slacht |
schaffelen:
sjaffelen (Q015p Stein)
|
Het gebruik om te komen kijken naar de slacht. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20764 |
komijnekaas |
zaadjeskaas:
zeudjeskiës (Q015p Stein)
|
Komijnekaas (kantert, kemuuniekaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18835 |
komisch |
halve gewiekste:
halve gewikste (Q015p Stein)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
kommer:
kommer (Q015p Stein),
lastig:
lestig (Q015p Stein)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|