e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langshout langshout: laŋshǫwt (Stein) Het vlak van een stuk hout dat de langsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50b] II-12
langspijler langspijler: langspijler (Stein  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Pijler die in de hellingsrichting van de koollaag ligt. Voor de fonetische documentatie van de woorddelen -(pijler), -(streb) en -(taille) zie men het lemma Pijler. [N 95, 479; N 95, 286] II-5
langzaam, traag traag: traeg (Stein), traog (Stein) langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] III-4-4
lap huif: huf (Stein), vel: vel (Stein), vette (Stein) Lapje leer dat men ter reparatie op een scheur op het schoeisel zet. [N 60, 233g] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] II-10, III-1-3
lap op een schoen huif: hoef (Stein, ... ) Een lapje leer op de scheur op het schoeisel (huif?) [N 60 (1973)] || lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
larven maaien: mājǝ (Stein) Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68] II-6
last, maat van 30.000 liter last: last (Stein) de maat die een inhoud aangeeft van 30.000 liter [last] [N 91 (1982)] III-4-4
last, moeilijkheid last: last (Stein) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] III-1-4
laster laster: laster (Stein) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] III-1-4
lasteren bezeveren: bezeivere (Stein), klapperen: klapperen (Stein) iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4