e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middenstijl middenstijl: medǝstīl (Stein) Het verticale deel in het midden van een kozijn waartegen de twee vleugels van een dubbel raam aanslaan. [N 55, 7b] II-9
middenstuk van de boom doude: tǫw (Stein), middelblok: medǝlblǫk (Stein) Vgl. ook afb. 1b. Zie voor het woordtype doude uit Stein (Q 15) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, dat in een groot deel van het Rijnland onder meer ø̄Baumwipfelø̄ en in de Selfkant ook ø̄die untersten st√§rksten Aeste eines Baumes, da wo der Stamm sich zu verzweigen beginntø̄ kan betekenen. [N 50, 7b; N 75, 86a] II-12
mier aamzeik: eigen spellingsysteem  aomzeik (Stein) mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei aamzeikenei: eigen spellingsysteem  aomzeikeèi (Stein) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop aamzeikennest: eigen spellingsysteem  aomzeikenès (Stein) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mierikswortel mierikswortel: WBD/WLD  mierikswortel (Stein), mierikwortel: mierikwortel (Stein) De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)] I-7
mijnarts mijnarts: mīnarts (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952] II-5
mijnemplacement kuilterrein: kultǝręjn (Stein  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I]), terrein: tǝręjn (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) Het gehele mijnterrein bovengronds. [N 95,3] II-5
mijnhoutterrein houtterrein: houtterrein (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) Terrein waar het hout ligt dat nodig is om de mijngangen te ondersteunen. [N 95, 36; monogr.] II-5
mijnkleding kuilpungel: kulpøŋǝl (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) De benaming voor mijnkleren in het algemeen. Een informant uit Q 121 merkt op dat "kuilmontuur" de benaming was voor kleding die men ondergronds droeg. [N 95, 59; monogr.] II-5