e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moedig (zijn) frech: vreg (Stein) moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] III-1-4
moeite moeite: meute (Stein), muite (Stein) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moer moer: moor (Stein) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moeras moeras: muras (Stein), mǝras (Stein), zijp: zīp (Stein) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerecht bevrucht: bǝvrøxt (Stein) Gezegd van korf of kast die een bevruchte moer heeft na eerst moerloos te zijn geweest. [N 63, 60b; Ge 37, 47] II-6
moerkooitje koninginnekooitje: kø̄nǝgenǝkø̄jtjǝ (Stein) Het huisje waarin de imker jonge, onbevruchte koninginnen in voorraad heeft. Het model varieert. De informant van L 246 zegt dat het vroeger van vlierenhout werd gemaakt. [N 63, 100a; Ge 37, 164; monogr.] II-6
moerloos moerloos: mōrlōs (Stein) Staat van een bijenvolk waarbij er geen koningin is. De imker zal er alles aan doen om deze moerloosheid zo spoedig mogelijk op te heffen. [N 63, 60a; Ge 37, 46] II-6
moestuinx moostem: mōsəm (Stein, ... ) [DC 03 (1934)] I-7
moetlijn moetlijn: mutlęjn (Stein  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Merkteken op de stijlen aan de beide zijwanden van steengangen, galerijen etc. door de mijnmeters aangebracht, dat onder meer dient als hulpmiddel om mijnsporen op de juiste hoogte te brengen. [N 95, 708; N 95, 856 add.] II-5
moezen prut: bijvoorbeeld appelmoes  prut (Stein) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3