18937 |
nadeel |
scha:
scha (Q015p Stein),
sja (Q015p Stein)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
kraam:
kroam (Q015p Stein),
nageboorte:
nageboorte (Q015p Stein)
|
nageboorte van de mens; hoe noemde men vroeger - -? [DC 33 (1961)], [DC 33 (1961)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
kraam:
krǭm (Q015p Stein)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
kraam:
krǭm (Q015p Stein)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
nágəl (Q015p Stein)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
gromǝt (Q015p Stein),
grōmǝnt (Q015p Stein),
nagras:
nǫgrās (Q015p Stein)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
28547 |
najaarsdracht |
najaarsdracht:
najaarsdracht (Q015p Stein)
|
De periode van het najaar waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50c is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in het najaar honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. Bomen komen nu nauwelijks aan bod. In het najaar vliegen de bijen op vooral de heide. Tegenwoordig is die haalbron veel minder geworden door de achteruitgang van de heide. Verder wordt gevlogen op klimop, zonnepitten, sierplanten, borage, herik en tuinbloemen. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50c]
II-6
|
28644 |
najaarshoning |
najaarshoning:
nǭjǭrshōneŋ (Q015p Stein)
|
Soort honing die uit de nectar van najaarsbloesem, vooral heidebloesem, is bereid. [N 63, 112a; monogr.]
II-6
|
25592 |
narijs |
narijzen:
nǭrīzǝn (Q015p Stein)
|
Na het bewerken en opmaken van het deeg kan de laatste rijs, de narijs, beginnen. Het deeg moet nog enige tijd rijzen in de bus, het blik, de rijskast, voordat het in de oven geschoven kan worden. Men moet bij de narijs erop leggen dat temperatuur en vochtigheid van de lucht voldoende zijn (Schoep blz. 102). Zowel een te lage als een te hoge temperatuur beïnvloeden het deeg ongunstig, terwijl de vochtigheid van de lucht ook niet te hoog mag zijn. Het verdient aanbeveling de narijs te laten geschieden in een afzonderlijke ruimte, waar men zowel de temperatuur als de vochtigheid van de lucht in de hand heeft. Volgens de informant van L 330 duurt de narijstijd een half uur. [N 29, 39b; N 29, 39a]
II-1
|
22442 |
narrenstok |
marot (<fr.):
marot (Q015p Stein)
|
De narrenstaf [marot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|