24347 |
neet, luizenei |
neet:
eigen spellingsysteem
neet (Q015p Stein)
|
neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoger:
neugenuiger (Q015p Stein),
negenoog:
negenaug (Q015p Stein)
|
Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
nek:
nak (Q015p Stein),
nàk (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
nerf (Q015p Stein)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30801 |
nerfkant |
haarkant:
hoarkant (Q015p Stein)
|
De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a]
II-10
|
24215 |
nest |
nest:
nęst (Q015p Stein)
|
Bij trapbomen de groef waarin de trede, het stootbord en de wellat worden ingelaten. Nesten worden, nadat de treden en stootborden op de boom zijn afgeschreven, met een kapbeitel ingehakt en nagenoeg op diepte uitgestoken, waarna zij met een grondschaafje zuiver op diepte worden gemaakt. [N 55, 112]
II-9
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
nêst (Q015p Stein),
WBD/WLD
nèst (Q015p Stein),
worp:
worp (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
bouwen:
bouwen (Q015p Stein),
wwvorm: bouwt
boewt (Q015p Stein),
nestelen:
nistelen (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
29090 |
nestelgaatje (bij knoopsgat) |
nestel:
nestǝl (Q015p Stein)
|
Het peervormige gaatje aan de voorkant van een knoopsgat. [N 59, 140]
II-7
|
30400 |
nesten uithakken |
inkappen:
enkapǝ (Q015p Stein)
|
Nesten met behulp van de kapbeitel in de trapboom uithakken. [N 55, 113]
II-9
|