e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neet, luizenei neet: eigen spellingsysteem  neet (Stein) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoger: neugenuiger (Stein), negenoog: negenaug (Stein) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
nek nek: nak (Stein), nàk (Stein, ... ) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nerf van een blad nerf: nerf (Stein) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nerfkant haarkant: hoarkant (Stein) De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a] II-10
nest nest: nęst (Stein) Bij trapbomen de groef waarin de trede, het stootbord en de wellat worden ingelaten. Nesten worden, nadat de treden en stootborden op de boom zijn afgeschreven, met een kapbeitel ingehakt en nagenoeg op diepte uitgestoken, waarna zij met een grondschaafje zuiver op diepte worden gemaakt. [N 55, 112] II-9
nest, hoeveelheid jongen nest: nêst (Stein), WBD/WLD  nèst (Stein), worp: worp (Stein) Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2
nestelen bouwen: bouwen (Stein), wwvorm: bouwt  boewt (Stein), nestelen: nistelen (Stein, ... ) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestelgaatje (bij knoopsgat) nestel: nestǝl (Stein) Het peervormige gaatje aan de voorkant van een knoopsgat. [N 59, 140] II-7
nesten uithakken inkappen: enkapǝ (Stein) Nesten met behulp van de kapbeitel in de trapboom uithakken. [N 55, 113] II-9