id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18094 | niersteen | niersteen: neerstein (Stein) | Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
34149 | niet bevrucht | mans: mau̯s (Stein) | Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11 |
24716 | niet gedijen | niet wassen: wêst neet (Stein) | Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3 |
29102 | niet gladzittende zak | gerimpelde tes: gǝrempǝldǝ tęš (Stein) | Zak die door verschillende oorzaken niet glad zit. [N 59, 104] II-7 |
30331 | niet haaks | uit de winkel: ūt˱ dǝ weŋkǝl (Stein) | Gezegd van een raam of deur. [N 55, 64a] II-9 |
18801 | niet helder van geest | beetje gek: bitje gek (Stein) | niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
20167 | niet zindelijk | in de broek doen: in de brook done (Stein), niet zuiver: neet zuver (Stein), onnet: onnèt (Stein) | onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2 |
18921 | nietsnut | luierik: luiërik (Stein), nietsnut: nietsnut (Stein), niksnut: niksnut (Stein) | een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4 |
25172 | nieuwe maan | nieuwe maan: nieuwe maan (Stein), nuuj maon (Stein), reine maan: rein maon (Stein) | schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4 |
22616 | nieuwjaar wensen | nieuwjaar wensen: nuuwjaar winsjen (Stein) | Het gebruik om bij de jaarwisseling driemaal op de deur te kloppen. [N 88 (1982)] III-3-2 |