32116 |
ojiefprofiel |
ojief:
ōjif (Q015p Stein)
|
Lijst waarvan de kromming in dwarsdoorsnede half hol en half bol is. Men onderscheidt het klokojief, dat van onderen bol en van boven bol is, en het verkeerd ojief, dat van onderen hol en van boven bol is. Zie ook afb. 158. [N 55, 151-152]
II-12
|
33558 |
okkernoot |
noot:
-
noot (Q015p Stein)
|
okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
17636 |
oksel |
oksel:
hoksel (Q015p Stein)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
smout:
smaut (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
smout (Q015p Stein)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q015p Stein)
|
Elefant.
III-3-2
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
òmèrmen (Q015p Stein)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29086 |
omboorden |
aanzetten:
ānzętǝ (Q015p Stein)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
27781 |
ombraak |
ombraak:
ø̜mbrāk (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.]
II-5
|
33664 |
omheinde wei |
omheinde groes:
omhęi̯dǝ grau̯s (Q015p Stein)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (Q015p Stein)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|