30242 |
paarkant |
werkzijde:
węrǝk˲zi (Q015p Stein)
|
De zijde van het hout waarop de tekens zijn aangebracht. [N 55, 4c]
II-9
|
24863 |
paarse dovenetel |
paarse dovenetel:
WLD
paarse dovenetel (Q015p Stein)
|
Paarse dovenetel (lamium purpureum 10 tot 30 cm groot. De bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, gesteeld, stomp, de bladrand is gekarteld; de bloemen met een kortere kroonbuis en van binnen met haarkrans, de kleur is purperrood. De bloeitijd [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33333 |
pachtboer |
halfe:
halfǝ (Q015p Stein)
|
Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI]
I-6
|
33334 |
pachtersvrouw |
halferse:
halfǝsǝ (Q015p Stein)
|
[S 27, Wi 2; monogr.]
I-6
|
24362 |
pad |
kroddel:
kroddel (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
pad [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paad (Q015p Stein),
weg, weggetje:
wègske (Q015p Stein)
|
een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
duivelskaas:
WLD
duivelskaas (Q015p Stein),
paddestoel:
padəsto.l (Q015p Stein)
|
paddestoel [RND] || paddestoel, Een vergiftigde ~ in het algemeen (duivelskaas). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgepoft:
opgepoôf (Q015p Stein),
papperig (dik):
papperig (Q015p Stein)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18240 |
paillette |
paillette (fr.):
pailetten (Q015p Stein)
|
een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17874 |
pak slaag |
pak slaag:
pak slêêg gêve (Q015p Stein),
slaag:
slìjg (Q015p Stein)
|
Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] || pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|