20700 |
pannenkoek |
pannenkoek:
pannekeuk (Q015p Stein)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
beslag:
beslaag (Q015p Stein)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30474 |
pannenstrijker |
pannenstrijker:
panǝstrīkǝr (Q015p Stein)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
pitstang:
petš`taŋ (Q015p Stein)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoffele (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
brij:
brui (Q015p Stein),
pap:
pap (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18194 |
paraplu |
regenscherm:
regenscherm (Q015p Stein)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
kriezelen:
kriezelen (Q015p Stein),
schuimen:
sjoemen (Q015p Stein)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30240 |
paren |
paren:
pārǝ (Q015p Stein)
|
Tekens maken op de stukken hout die in een vergaring bij elkaar horen. Bij een kozijn worden de bijeenhorende stijlen doorgaans van een haakse en een schuine lijn en de dorpels van twee schuine lijnen voorzien. [N 55, 4a]
II-9
|
18406 |
parfum |
reukwater:
reukwater (Q015p Stein)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|