24227 |
putter |
distelvink:
disselvenk (Q015p Stein),
distelvenk (Q015p Stein),
distelvink (Q015p Stein),
putter:
putter (Q015p Stein)
|
putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pyama (Q015p Stein)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e raodsel (Q015p Stein),
e rèùtselke (Q015p Stein),
en reudselke (Q015p Stein),
raodsel (Q015p Stein),
è raodsel (Q015p Stein),
è rêûtsjelke (Q015p Stein),
⁄n raodsel (Q015p Stein),
⁄n rèùdselke (Q015p Stein)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
fe ̞nstǝr (Q015p Stein
[(+)]
),
venstǝr (Q015p Stein
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
31761 |
raam van de spanzaag |
raam:
rām (Q015p Stein)
|
Het houten raam waarin het blad van de spanzaag bevestigd is. Zie ook afb. 18. [N 53, 6b; N I, 1 add.; monogr.]
II-12
|
30330 |
raamhaak |
raamwinkel:
rāmweŋkǝl (Q015p Stein)
|
IJzeren of koperen winkelhaak die op de vleugels van ramen wordt geschroefd om het doorhangen ervan te voorkomen. [N 55, 63]
II-9
|
30354 |
raamknip |
knip voor overlicht:
knep ˲vø̄r ø̄vǝrlēx (Q015p Stein)
|
Schuif die vooral bij klepramen en bovenlichten wordt gebruikt. Het bestaat uit een platte stang van ijzer of koper, de schoot, die schuifbaar in een metalen busje is aangebracht. In het busje is om de schoot een veertje bevestigd. Dit zorgt ervoor dat de schoot, na uitgetrokken te zijn, onmiddellijk in de beginstand terugschiet. [N 54, 97]
II-9
|
30313 |
raamvleugel |
vleugel:
vlø̄gǝl (Q015p Stein)
|
Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.]
II-9
|
33575 |
raapstelen |
kraafsteeltjes:
keraafsteelkes (Q015p Stein),
raapstelen:
WBD/WLD
raapstelen (Q015p Stein)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q015p Stein),
vreemd:
vraemd (Q015p Stein)
|
raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|