18546 |
rijbroek |
rijboks:
rieböks (Q015p Stein),
rijbroek:
riebrook (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
een rijbroek [N 59 (1973)] || rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21130 |
rijden |
varen:
varen (Q015p Stein),
vure (Q015p Stein)
|
zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32588 |
rijen mesthoopjes markeren |
mestem leggen:
męsǝm lęqǝn (Q015p Stein)
|
Voordat er mesthoopjes in evenwijdige rijen op een akker worden uitgereden, schrijdt de boer het perceel af, waarbij hij om de zoveel passen het begin van elke rij markeert met een bepaald teken (een stokje, een kuiltje in de grond, een hoopje aarde e.d.). De afstand tussen de rijen kan variëren van 3 tot 9 meter. Bepalend voor die afstand is de hoeveelheid mest die de bodem nodig heeft, ofwel de hoeveelheid mest die beschikbaar is. [N M, 11; N 11A, 22]
I-1
|
28973 |
rijgen |
rijgen:
rīgǝ (Q015p Stein)
|
Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
28853 |
rijggaren |
rijggaren:
rix˲gārǝn (Q015p Stein),
troggelsvaam:
trǭgǝlsvām (Q015p Stein)
|
Grover soort garen, die men gebruikt om de patroondelen voorlopig aan elkaar vast te naaien (Gerritse, pag. 37). De antwoorden van de informanten zijn in twee delen gesplitst. De eerste groep bestaat uit woordtypen waarvan men het gebruik van het garen kan afleiden. De tweede groep woordtypen geeft niet alleen het gebruik aan, maar ook het materiaal waarmee men werkt. [N 59, 6b; N 62, 57; monogr.]
II-7
|
28974 |
rijgsteek |
rijgsteek:
rixstēk (Q015p Stein)
|
Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6]
II-7
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rigdom (Q015p Stein)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21476 |
rijksveldwachter |
bode:
baoj (Q015p Stein),
commies (<fr.):
kommies (Q015p Stein)
|
een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
gendarm (Q015p Stein),
marechaussee (<fr.):
máresjesjee (Q015p Stein)
|
een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
rīēp (Q015p Stein)
|
rijp [RND]
III-2-3
|