31126 |
rubberzool |
rubberlap:
røbǝrlap (Q015p Stein)
|
Zool van rubber gemaakt. [N 60, 233a]
II-10
|
17767 |
rug |
rug:
rög (Q015p Stein),
rök (Q015p Stein),
rùk (Q015p Stein)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19404 |
rug van het lemmer |
rug:
rug (Q015p Stein)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29078 |
rugband |
band:
bęnjtj (Q015p Stein)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
17640 |
ruggengraat |
ruggenstrang:
ruggestrank (Q015p Stein)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
ruggenwervel:
ruggewervel (Q015p Stein)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
29074 |
rugvoeringplooi |
rugplooi:
rø̜kplwaj (Q015p Stein)
|
Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119]
II-7
|
32578 |
ruige mest |
broei:
brø̄i̯ (Q015p Stein)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q015p Stein)
|
ruiken
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toesje (Q015p Stein),
toesjen (Q015p Stein)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|