27759 |
schachtdelven |
afdiepen:
āfdēpǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het delven van een schacht. Bij de meeste opgaven hoort "schacht" of "beur" als objekt. [N 95, 173; monogr.; Vwo 38]
II-5
|
28246 |
schachtkooi |
kooi:
koaj (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma]),
lift:
lef (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Liftkooi, meestal met verschillende etages, waarmee personeel, mijnwagens en materiaal ondergronds of bovengronds worden gebracht. Het woordtype "waterkas" wordt volgens de invuller uit K 361 in de mijn van Zolder gebruikt voor de eerste liftkooi. De opgave "kiebel" uit Q 113 was van toepassing op de "mijnkooi ter aflating van mijnwerkers" (Jongeneel pag. 32). [N 95, 85; monogr.; Vwo 409; Vwo 438; Vwo 478]
II-5
|
27475 |
schachtton |
kiebel:
kibǝl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma]),
schachtton:
šaxtǫn (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379]
II-5
|
27162 |
schachtwiel |
kabelschijf:
kābǝlšīf (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
schachtwiel:
šaxwil (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523]
II-5
|
25043 |
schaduw, lommer |
scheem:
de scheem (Q015p Stein),
sjééəm (Q015p Stein)
|
(de) schaduw [DC 23 (1953)] || schaduw (lommer) [RND]
III-4-4
|
27640 |
schaftboterhammen |
botterhammen:
(enk)
bø̜tǝrham (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.]
II-5
|
21092 |
schaften |
butteren:
bø̜tǝrǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Domaniale]),
schaften:
schaften (Q015p Stein),
sjafte (Q015p Stein),
sjaften (Q015p Stein),
šaftǝn (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] || Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690]
II-5, III-3-1
|
27683 |
schaftlokaal |
schaftlokaal:
šaflokāl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6]
II-5
|
21483 |
schafttijd |
schafttijd:
šaftit (Q015p Stein)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
20696 |
schapenvet |
schapenvet:
schaopevet (Q015p Stein)
|
Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|