19411 |
schroeien |
schroeien:
schroeien (Q015p Stein)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28162 |
schroevedraaier |
schroeve(n)draaier:
šruvǝdręjǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
[N 95, 748]
II-5
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šrūvǝdrējǝr (Q015p Stein)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
slinden:
sleinjen (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
snatsen:
snatsche (Q015p Stein)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24374 |
schub |
schub:
sjöp (Q015p Stein),
sjûbbe (Q015p Stein),
WBD/WLD
schubbe (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
bleu:
bleu (Q015p Stein),
bleure (Q015p Stein)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
rammelen:
rammelen (Q015p Stein),
schuddelen:
WBD/WLD
sjúddelen (Q015p Stein)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
28342 |
schudgoot |
rutsche:
rutš (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma])
|
Toestel bestaande uit een aantal metalen, gootvormige platen, een motor en andere onderdelen. Dankzij de schuddende beweging van het apparaat kunnen in een licht dalende mijngang kolen en stenen verplaatst worden. [N 95, 612; N 95, 614; monogr.; Vwo 77; Vwo 83; Vwo 693]
II-5
|
28356 |
schudgootbaas |
schüttelbaas:
šøtǝlbās (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De man die verantwoordelijk is voor de bediening en het onderhoud van de schudgoot. "De schudgootmeester moet voornamelijk waken op de aansluiting van de verschillende gootelementen van een installatie die behoorlijk aaneengeschroefd moeten zijn. Daarvoor gebruikt hij een schroefsleutel waaraan hij zijn naam van "bakkensleutel" of "bakkenbouter" te danken heeft" (Defoin pag. 193). De schudgootbaas had in de Nederlandse mijnen dezelfde functie als de voorman. Het woordtype "posthouwer" (Q 35, Q 112a) duidt daar dan ook op. Zie ook de lemmata Voorman, Ploegbaas en Toewijzen. [N 95, 158; monogr.; Vwo 78; Vwo 79; Vwo 82; Vwo 237]
II-5
|
28346 |
schudgootmotor |
rutschenmotor:
rutšǝmōtǫr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De vaak door perslucht aangedreven motor die de schudgoten in beweging brengt. Volgens de invuller uit Q 202 was de "rutschenmotor" voor de opwaartse beweging van de schudgoot verantwoordelijk en de "tegencilinder" voor de neerwaartse. De "Flottmannmotor" of "hubmotor" werd volgens de respondent uit Q 113 evenwijdig ten opzichte van de schudgoot geplaatst, de "Eickhoffmotor" daarentegen haaks op de goot. [N 95, 613; monogr.; N 95, 618; N 95, 619]
II-5
|