28355 |
schudgotentoer |
rutschentoer:
rutšǝtūr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een reeks schudgoten die bij één motor behoort en als zodanig één geheel vormt. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat een "bakkeninstallatie" bestaat uit twaalf tot vijftien bakken van drie meter lengte, terwijl de respondent uit Q 121a schrijft dat een schudgotentoer in de mijn Julia zeventig meter lang was. [N 95, 614; N 95, 612; monogr.]
II-5
|
27709 |
schudzeef |
schudzeef:
šøt˱zēf (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Sorteerzeef. Van de wasserij gaan de kolen naar de sorteerzeven, waar zij naar grootte worden gescheiden. [N 95, 101; monogr.]
II-5
|
19565 |
schuier |
klederborstel:
kleierbeustel (Q015p Stein)
|
stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
30289 |
schuifdeur |
schuifdeur:
šȳf˱dø̄r (Q015p Stein)
|
Op rollen lopende of aan rollen hangende deur die zijwaarts opengeschoven kan worden. [N 55, 32a; monogr.]
II-9
|
30367 |
schuifdeurslot |
harpoenslot:
harpunslǭt (Q015p Stein)
|
Slot waarvan de schotel bij het omdraaien van de sleutel een kromlijnige beweging maakt waardoor deze in een oog van de tegenoverliggende deur valt. Het slot wordt vooral gebruikt voor het afsluiten van schuifdeuren. [N 54, 104a]
II-9
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
sjaw (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein),
sjáûw (Q015p Stein),
šaw (Q015p Stein)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)] || Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.]
II-9, III-2-1
|
28093 |
schuifpijler |
schuifpijler:
šȳfpęjlǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Pijler waarin het transportmiddel niet uit elkaar wordt genomen en verlegd, maar in zijn geheel in de richting van het koolfront wordt verschoven. Telkens wanneer een pand ontkoold is, wordt het vervoermiddel weer tot tegen de koolwand geschoven. Volgens de invuller uit Q 15 was het transportmiddel in een schuifpijler zelden een transportband, maar meestal een kettingtransporteur, omdat er dan minder gevaar bestond dat het geheel bij het verschuiven uit elkaar zou vallen. [N 95, 608; N 95, 535 add.]
II-5
|
30298 |
schuifraam |
schuifraam:
šȳfrām (Q015p Stein)
|
Raam dat in het kozijn op en neer of heen en weer kan worden geschoven. Er moeten daartoe in het kozijn twee ramen worden aangebracht, waarvan het ene langs het andere, dan wel beide langs elkaar kunnen schuiven. Het meest voorkomende systeem is dat met een schuivend onderraam en een vast bovenraam, waarbij het eerste ongeveer 2/3 van de hoogte van het kozijn inneemt. [N 55, 39a]
II-9
|
27924 |
schuifstijl |
gerlachstijl:
gerlachstijl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Domaniale]),
jacobstijl:
jacobstijl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma]),
titanstijl:
titanstijl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
verbeterde jacobstijl:
verbeterde jacobstijl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Metalen stijl die als eigenschap heeft dat hij bij belasting kan inschuiven. De inschuifbare stijl wordt in hoofdzaak in de winning en in mindere mate in de voorbereidingswerken toegepast. Volgens de invuller uit Q 15 werden de diverse soorten stijlen op de mijn Maurits aangeduid met het type. Als eerste paste men daar de Jacobstijl, later de verbeterde Jacobstijl toe, daarna de Gerlachstijl en uiteindelijk de Titanstijl. De laatstgenoemde had in de kopstijl een ingebouwde cric om de stijl bij het plaatsen direct vast te zetten. Bij de Jacob- en de Gerlachstijl was een aparte cric noodzakelijk. De Jacobstijl ontleent zijn naam aan de uitvinder Jacob Posma, bedrijfsingenieur van de Staatsmijn Maurits. [N 95, 334; N 95, 297; N 95, 296; monogr.]
II-5
|
25230 |
schuilgaan van de maan |
verstekt zich:
de maan verstökt zich achter ein wolk (Q015p Stein)
|
baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|