28365 |
seinfluit |
seinfluit:
sęjnflø̜jt (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De signaalfluit die bij transportmiddelen aanwezig is en waarmee geseind kan worden. Aan de signaalfluit is een kabel bevestigd die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en het mogelijk maakt op ieder punt van de pijler seinen te geven. [N 95, 668]
II-5
|
27250 |
seingever |
seingever:
sęjngę̄vǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Verantwoordelijke voor het seingeven bij het dalen en stijgen van de liftkooien. Seingevers bevinden zich aan iedere hoofdschacht, zowel onder- als bovengronds, en ook aan de tussenschachten en op- en neerbraken. Zij bedienen de lift en zijn vaak belast met het in- en uitladen van de mijnwagentjes (Vanwonterghem pag. 60). Zie voor het woordtype "klopper" (Q 117) ook het lemma Seinen Geven. [N 95, 132; N 95 133; monogr.; Vwo 109; Vwo 110; Vwo 700]
II-5
|
20962 |
selderij |
selderie:
silderie (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
WBD/WLD
sildrie (Q015p Stein)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
-
meibloom (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
[DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)]
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
servies:
servies (Q015p Stein)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
kleedje:
kleedje (Q015p Stein)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18681 |
sierlijke omslagdoek |
franjelplag:
fraanjelplak (Q015p Stein)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenpijpje:
sigarenpiepke (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
spitsje:
spitske (Q015p Stein)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijsje:
sieske (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17752 |
sik |
sik:
sik (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|