31135 |
spoorleer, achtervoering |
hielvoering:
hilvø̄reŋ (Q015p Stein)
|
Reparatiestuk dat in de schoen gezet wordt, als deze van binnen aan de hiel doorgesleten is. Aras II spreekt in een hoofdstuk over "andere voorkomende herstellingen" op pag. 310 als volgt over het "vernieuwen van spoorleders of achtervoering in lage schoenen": "Bij goedkoop confectieschoeisel komt deze herstelling zeer dikwijls voor, omdat daarin meestal mindere kwaliteit van voering wordt gebruikt. Om deze herstelling goed uit te voeren, wordt de voering zover ze versleten is van boven losgemaakt en naar onderen toe uitgesneden; de afgesneden kanten worden zo dun mogelijk aangeschalmd. Een nieuw stuk wordt gesneden, met opzijde een overslag van 1,5 cm en van onderen 1 cm. We schalmen deze kanten dun aan en van onderen knippen we er van achteren enkele stukjes uit in den vorm van een V, juist zoals soms bij een achteromrand wordt gedaan. Beide delen worden ingesmeerd met cementlijm, daarna ingeplakt en gestikt. Versleten inlegzolen moeten ook vernieuwd worden. [N 60, 233h]
II-10
|
18484 |
spoorleer, achtervoering [wld ii.10, p. 60] |
hielvoering:
hielveuring (Q015p Stein)
|
Leer dat in de schoen gezet wordt als deze van binnen aan de hiel is doorgesleten (spoorleer?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
28340 |
spoorploeg |
spoorploeg:
špoarplōx (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De ploeg die verantwoordelijk is voor het aanleggen van nieuwe sporen en het onderhouden van de bestaande. [N 95, 697; monogr.]
II-5
|
28333 |
spoorspijker |
spoornagel:
špoarnāgǝl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Grote L-vormige spijker die men gebruikt om de rails van licht spoor op de houten dwarsligger te bevestigen. [N 95, 711]
II-5
|
21160 |
spoorweg |
spoor:
spāōr (Q015p Stein),
spoorweg:
spoorweg (Q015p Stein)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28460 |
spoorwieltje |
radje:
rę̄tjǝ (Q015p Stein)
|
Een wieltje aan een handvat dat dient om draden in een kunstraat te bevestigen. [N 63, 15]
II-6
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspø̄r (Q015p Stein),
hānǝspǭr (Q015p Stein),
hānǝspǭrǝ (Q015p Stein)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sproͅats (Q015p Stein)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
18532 |
sportvest |
sportvest:
sportvês (Q015p Stein)
|
een sportvest [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
hondskooi:
hondskwaj (Q015p Stein)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|