18840 |
teleurgesteld (worden) |
bedonderd:
bedônderd (Q015p Stein),
sneu:
sneu (Q015p Stein)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tègen vallen (Q015p Stein),
vilt tênge (Q015p Stein)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmake (Q015p Stein),
vaardig maken:
vérdig maken (Q015p Stein)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31726 |
tengel |
daklatje:
dāklɛtjǝ (Q015p Stein),
latje:
lɛtjǝ (Q015p Stein)
|
Smalle, afgezaagde houtstrook van ongeveer 1 cm dik en 5 cm breed (0.5 x 2 duim). Zwiers II, pag. 455 geeft daarnaast ook als maat 2 x 6 cm (0.75 x 2.5 duim). Zie ook het lemma ɛtengelsɛ in wld II.9, pag. 144.' [N 50, 73a]
II-12
|
17632 |
tepel |
deem:
dē̜m (Q015p Stein)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]
I-12
|
34452 |
tepel van een geit |
dem:
dęm (Q015p Stein)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
knoopje:
knø̜i̯pkǝ (Q015p Stein)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
ter lijk gaan:
ter liek goan (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
ter liek goane (Q015p Stein),
ter liek gààn (Q015p Stein)
|
de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)] || een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19448 |
terras |
berm:
berm (Q015p Stein)
|
Stuk grond voor een huis, hoger gelegen dan het omliggende terrein, als zitplaats ingericht (plentjes, berm, terras) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27675 |
terreinomheining |
omheining:
omheining (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
[N 95, 38a]
II-5
|