e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treuzelen knoddelen: knoddelen (Stein), sukkelen: sukkele (Stein) met zijn handelingen niet opschieten [nerelen, toetelen, kloetelen, knutselen, sukkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
triktrakken triktrakken: tiktakken (Stein) Het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
trilbeton drilbeton: drelbǝtø.n (Stein) Betonsoort die wordt verkregen door de betonspecie met behulp van een triltafel of door middel van betontrilnaalden die in de specie gehouden worden, te verwerken. Op deze wijze ontstaat een zeer dichte betonspecie met een watercementfactor van 0,45. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 47b] II-9
troebel, vuil (water) troebel: troebel (Stein), vies: vies (Stein) onzuiver, drabbig van vloeistoffen gezegd [vuil, troebel, smerig, gemuurd, murig] [N 91 (1982)] III-4-4
troef troef: troef (Stein, ... ) Kaart(en) van een bepaalde soort of kleur waarmee andere kaarten in het spel geslagen kunnen worden [troef, turf, lint, beffer, drijver, ant]. [N 88 (1982)] III-3-2
troep troep: troep (Stein, ... ) een aantal manschappen die een deel van een leger vormen [klocht, troep] [N 90 (1982)] III-3-1
troeven troeven: troeve (Stein), troeven (Stein) Met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden]. [N 88 (1982)] III-3-2
troffel metseltroffel: mɛtsǝltrǫfǝl (Stein) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9
trom trom: trom (Stein, ... ) Het cilindervormige slaginstrument, bespannen met kalfsvel, dat met behulp van twee stokken wordt bespeeld [trommel, trom]. [N 90 (1982)] III-3-2
trommeltje trommetje: trömkə (Stein) trommeltje [RND] III-3-2