19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemafleider (Q015p Stein)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
bliksemt (Q015p Stein),
⁄t bliksemt (Q015p Stein)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30462 |
blind spijkeren |
blind vernagelen:
blenjt ˲vǝrnē̜gǝlǝ (Q015p Stein)
|
Zo spijkeren dat de nagels onzichtbaar blijven. Bij houten vloerdelen met messing en groef wordt de nagel daartoe in de messing geslagen. De groef van het volgende vloerdeel dekt de nagel vervolgens af. [N 54, 140]
II-9
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
blinde schacht:
blęnjǝ šax (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
schachtje:
šę̄tjǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blindemannetje:
blinjemenneke (Q015p Stein),
blynjemeͅmkə (Q015p Stein)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinke (Q015p Stein),
blinken (Q015p Stein)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
bloot (Q015p Stein)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22057 |
bloedluis |
schroefluis:
eigen spellingsysteem
(schrufluus) (Q015p Stein)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodwoos (Q015p Stein),
blootwoos (Q015p Stein),
bloed, spek, melk
bloodwoos (Q015p Stein),
door de slager gemaakt van varkensbloed en spek
bloodwoo.s (Q015p Stein)
|
bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
eigen spellingsysteem
bloodzuuger (Q015p Stein),
echel:
echel (Q015p Stein)
|
bloedzuiger [DC 30 (1958)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|