18311 |
uitneembaar frontje |
plastron (fr.):
plastron (Q015p Stein),
vestje:
vestjə (Q015p Stein)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
noden (Q015p Stein),
uitnoden:
oetnwejen (Q015p Stein)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
31144 |
uitpoetsmachine |
uitpoetsmachine:
ūtpø̜tsmǝšin (Q015p Stein)
|
De machine waarmee men poetst. Meestal is deze gecombineerd met de schuur- en schrooimachine. De informant van Q 253 geeft de volgende beschrijving van een poetsmachine: "De machine bestaat uit een geraamte met een elektrisch aangedreven as van ongeveer 1,50 m lengte met een stel borstels en daarachter en daaronder stofafzuigkappen. Op de as zijn, om de zowat 15 cm, verschillende rollen gemonteerd. Meestal gaat het om een stalen borstel, een of meerdere schuurrollen, een rol bestaande uit op elkaar geperste leerschijven, een gewone borstel, een rol van op elkaar geperste schijven uit doek. Op ieder uiteinde van de as is er telkens een frees om de randen van de schoen te effenen." Zie ook het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243a]
II-10
|
21445 |
uitschelden |
schelden:
sjelje (Q015p Stein),
uitkeken:
uitkeken (Q015p Stein)
|
iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)], [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25770 |
uitslaan |
aanleggen:
ānlęqǝ (Q015p Stein),
uitslaan:
ūtslǭn (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
Een tekening maken op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de meetwerktuigen, pag. 75.' [N G, 20a] || Vóór het maken van een trap een plattegrond ervan op ware grootte tekenen, bijvoorbeeld op een schot of op de vloer. Met uitzondering van de rechte steektrap wordt voor iedere trap altijd een plattegrond getekend. [N 55, 95a]
II-12, II-9
|
30387 |
uitslag |
uitslag:
ūtslāx (Q015p Stein)
|
Tekening op ware grootte van een trap. [N 55, 95b]
II-9
|
18108 |
uitslag onder de neus |
brand:
branjd (Q015p Stein),
uitslag:
oetslaag (Q015p Stein)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22343 |
uitsliepen |
sliepuit doen:
slie‧p oe‧t doo‧n (Q015p Stein),
uitjeuken:
ōētjèùken (Q015p Stein)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
22454 |
uitsluitertjesdag |
uitvliegen:
oetvlegen (Q015p Stein)
|
De dag waarop de kinderen hun ouders buiten het huis sluiten. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21787 |
uitsluitsel |
<omschr.> zo is het:
zwā is ⁄t (Q015p Stein)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|