27804 |
voorbereiding |
voorrichting:
vø̄rrexteŋ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma])
|
Werken in een koollaag die worden uitgevoerd na de ontsluiting maar vóór de winning. "Verzamelnaam voor alles wat en iedereen die zich bezighoudt met de voorbereidende ondergrondse werken tot het winnen van de kolen" (Vanwonterghem pag. 180). [N 95, 167; monogr.; Vwo 627; Vwo 843]
II-5
|
27806 |
voorbereidingsploeg |
voorrichtingsploeg:
vø̄rrexteŋsplōx (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
[N 95, 177; N 95, 176; monogr.]
II-5
|
27805 |
voorbereidingspost |
voorrichting:
vø̄rrexteŋ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Front van de galerij waar de voorbereidingsploeg de galerij verder in de koollaag en het gesteente drijft. [N 95, 176; monogr.]
II-5
|
24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
doorsteek:
doorsteek (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
oversteek:
eaverstêk (Q015p Stein),
voorde:
voord (Q015p Stein)
|
de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27933 |
voorgespannen kap |
voorgespannen kap:
voorgespannen kap (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Willem-Sophia])
|
Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.]
II-5
|
29951 |
voorhamer |
voorhamer:
vø̜̄rhāmǝr (Q015p Stein)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c]
II-9
|
17747 |
voorhoofd |
voor de kop:
veur diene kop (Q015p Stein),
voorhoofd:
veur-huid (Q015p Stein)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
30377 |
voorhout |
voorhout:
vø̄rhǫwt (Q015p Stein)
|
De afstand van de voorkant van de trede tot aan de bovenkant van de trappeboom. De trappebomen vormen de zijstukken van een trap. De treden worden hierin ingelaten. [N 55, 89a]
II-9
|
28545 |
voorjaarsdracht |
voorjaarsdracht:
voorjaarsdracht (Q015p Stein)
|
De periode van het voorjaar waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50a is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in het voorjaar honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In het voorjaar vliegen de bijen op fruitbloesem, voorjaarsbloemen en sierplanten, meidoorn, acacia, wilgebomen, koolzaad, paardebloem, lupinen, bonenbloei, esdoorn, hulst, crocussen en hazelaar. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50a; Ge 37, 85]
II-6
|
28642 |
voorjaarshoning |
voorjaarshoning:
vø̄rjǭrshōneŋ (Q015p Stein)
|
Soort honing die uit de nectar van voorjaarsbloesem, vooral fruitbloesem, is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 129; monogr.]
II-6
|