28839 |
zakkenvoering |
kepertessen:
kēpǝrtęšǝn (Q015p Stein)
|
Voering van de zakken. In de regel een dicht geweven, soepele stof van katoen of een mengsel van katoen en synthetische garens. Ook gebruikt men katoenen voering in keperbinding. [N 59, 120; Gi 1.IV, 27]
II-7
|
19436 |
zand strooien |
zavelen:
zavelen (Q015p Stein)
|
Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24967 |
zandbank |
bank:
bank (Q015p Stein),
rug:
rûk (Q015p Stein),
zandbank:
zandbank (Q015p Stein)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korentje:
kuerke (Q015p Stein),
zandkorreltje:
zenjdkòrrelke (Q015p Stein),
zènjdkörrelke (Q015p Stein)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
30152 |
zandsteen |
zandsteen:
zantstęjn (Q015p Stein)
|
Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56]
II-9
|
24283 |
zanglijster, lijster |
kleine lijster:
klein liester (Q015p Stein),
kleine liester (Q015p Stein),
lijster:
liester (Q015p Stein)
|
zanglijster || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
mekken:
mekke (Q015p Stein),
zeuren:
zeuren (Q015p Stein),
zeveren:
zeivere (Q015p Stein),
zijveren (Q015p Stein)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24938 |
zavel, lichte klei |
todder:
todder (Q015p Stein),
zand:
zenjd (Q015p Stein),
zavel:
zavel (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein,
Q015p Stein)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
flots:
floetsj (Q015p Stein),
sloerie:
sloerie (Q015p Stein),
teef:
teef (Q015p Stein)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18972 |
zedig |
zedig:
zedig (Q015p Stein)
|
zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|