18005 |
zweten |
zweten:
zweiten (Q015p Stein)
|
zweten [N 10a (1961)]
III-1-2
|
26097 |
zwichtstelling |
etage:
ētāš (Q015p Stein),
stelling:
stęleŋ (Q015p Stein)
|
De omloop of galerij om de Hollandse molen vanwaar men de zeilen kan zwichten en eventueel ook de vang kan bedienen. Zie ook afb. 24. [N O, 57a; Sche 23]
II-3
|
30996 |
zwiktang |
zwiktang:
zwiktang (Q015p Stein)
|
De tang waarmee men in het hol overhaalt. "In plaats van de rektang wordt veelal gebruikt de voor het opzwikken van doorgenaaid werk noodige zwiktang, die het voordeel heeft, dat hij ook als hamer te gebruiken en ongeveer even duur is." (Directie, pag. 304). Volgens de informant van Q 18 gebruikt hij de zwiktang uitsluitend om de neus en de hiel bij te zwikken. Men kan hiermee kleine stukjes van het leer bijtrekken, zodat er geen plooien ontstaan. Zie afb. 38. [N 60, 83c]
II-10
|
19301 |
zwoegen |
ploeteren:
ploeteren (Q015p Stein),
wroetelen:
vreutele (Q015p Stein),
zich uitsloven:
oetsloven (Q015p Stein),
zich weren:
zig wêre (Q015p Stein)
|
hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
spekzwaard:
spekzwaas (Q015p Stein),
zwaard:
jòaas (Q015p Stein),
zwaarsj (Q015p Stein),
zwaas (Q015p Stein)
|
De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)]
III-2-3
|