24983 |
bros, breekbaar |
broos:
broos (Q015p Stein),
bros:
bros (Q015p Stein)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
bryjǝr (Q015p Stein)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brəg (Q015p Stein)
|
brug [RND]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
brūt (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
bruid [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
e bruudje (Q015p Stein),
en bruudje (Q015p Stein),
è bruu‧dje (Q015p Stein),
⁄n bruudje (Q015p Stein)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
28491 |
bruidsvlucht |
bruidsvlucht:
brūtsvløxt (Q015p Stein)
|
Vlucht die de jonge koningin of moer onderneemt om bevrucht te worden door één of meerdere darren die met haar meevliegen. Meestal vindt deze vlucht plaats tussen de vijfde en zevende dag na haar uitlopen. Hoog in de lucht vindt de bevruchting plaats. Slechts één periode in haar leven wordt de moer of koningin bevrucht. De ene dar die haar bevrucht, moet deze daad met de dood bekopen. De moer keert uit het luchtruim met het bevruchtingsteken, de bij de paring afgerukte mannelijke geslachtsdelen, in haar lijf naar haar woning terug. De werkbijen bijten die darrenoverblijfselen weg en na korte tijd kan de moer met haar enige taak, het eieren leggen, beginnen. [N 63, 58; Ge 37, 44]
II-6
|
24783 |
brunel |
koekoeksklokje:
WLD
koekoeksklökje (Q015p Stein)
|
Brunel (brunella vulgaris 5 tot 40 cm groot. De stengels zijn meestal zwak behaard; de bladeren zijn eivormig en gesteeld, de bladrand is gaafrandig of iets gekarteld; de bloemen staan in dichte, korte trossen aan de toppen van de stengels, de kleur is [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astran (Q015p Stein),
astrant (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
frech (du.):
vrech (Q015p Stein),
vreg (Q015p Stein)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bui regen:
buu rênger (Q015p Stein),
klein schuiltje:
klein sjuulke (Q015p Stein),
regenbui:
regenbui (Q015p Stein),
schuil:
⁄n sjoel (Q015p Stein),
schuil regen:
sjoel rênger (Q015p Stein)
|
regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
bōēk (Q015p Stein),
bóék (Q015p Stein),
bôêk (Q015p Stein)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|