30378 |
achterhout |
achterhout:
axtǝrhǫwt (Q015p Stein)
|
De afstand van de achterkant van het stootbord tot aan de benedenkant van de trappeboom. Het stootbord is de loodrechte plank die tussen twee treden is aangebracht. De stootborden worden tegen de achterzijde van een trede en met hun bovenkant onder tegen de daarop in hoogte volgende trede vastgezet. [N 55, 89b]
II-9
|
31587 |
achternaafband |
achterband:
axtǝrbɛnjt (Q015p Stein)
|
De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.]
II-11
|
19445 |
achteruit |
plaats:
plaats (Q015p Stein)
|
Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17951 |
achteruitgaan |
teruggaan:
terûk gaon (Q015p Stein),
wijken:
wieken (Q015p Stein)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34584 |
achterwand |
stop:
stǫp (Q015p Stein)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
kont:
kŏnt (Q015p Stein),
vot:
vot (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterste rad:
echterste raad (Q015p Stein),
riks:
[beïnvloeding door de suggestie bij de vraagstelling?, RK]
riks (Q015p Stein)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17630 |
adamsappel |
ademsappel:
Trefw. adams-, vgl. lm. ademen,
ajemsappel (Q015p Stein)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
WBD/WLD
adder (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
bedvaren:
WLD
bedvaren (Q015p Stein)
|
Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|