e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

Gevonden: 5275
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
canadapopulier canada: canada (Stein), canadas: canadas (Stein) De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] III-4-3
capuchon capuchon (fr.): capuchon (Stein) de capuchon [N 59 (1973)] III-1-3
carambole karbol: kerbol (Stein) Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
cariës wolf: wolf (Stein, ... ) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] III-1-2
carnavalsoptocht vastelavondoptocht: vastelaevendoptoch (Stein), vastelavondsoptocht: vastelaovendsoptocht (Stein) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten kleppers: klepper (Stein), kleppers (Stein) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
cement cement: sǝmęnt (Stein) Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.] II-9
centerboor centerboor: sɛntǝrbǭr (Stein) Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.] II-12
cervelaatworst droogworst: drèùgwoos (?) (Stein), drûûgwoos (Stein) droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
chagrijn chagrijn: chagrijn (Stein), sagerijn (Stein) een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)] III-1-4