24327 |
daas (tabanidae) |
daas:
daas (Q015p Stein),
praam:
praam (Q015p Stein),
strontvlieg:
WBD/WLD
stròndvleeg (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20895 |
dadel |
dadel:
dadel (Q015p Stein)
|
De vrucht van de dadelpalm (dadel, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
27610 |
dagdienst |
dagschicht:
dāxšex (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
In het algemeen, ook in de Belgische mijnen (Defoin pag. 209), de dienst van 6 uur in de morgen tot 2 uur in de middag. Volgens een informant van Q 121 begon de dagdienst op de Domaniale mijn na de oorlog om 7 uur en eindigde om 3 uur in de middag. De informant van L 417 vermeldt dat deze dienst op de mijnen Zwartberg en Waterschei plaatsvond van 8 uur tot 4 uur in de middag. De dienst werd aangegeven met een bepaald soort penning; zie hiervoor de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 116; monogr.; Vwo 304; Vwo 531; Vwo 532]
II-5
|
24898 |
dageraad |
dagen:
dage (Q015p Stein),
krieken:
krieken (Q015p Stein)
|
het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30237 |
dagmaat |
dagmaat:
dāxmǭt (Q015p Stein),
in de dag:
en dǝn dax (Q015p Stein)
|
De afstand tussen de dagkanten van een kozijn. De dagmaat wordt gemeten tussen de binnenkant van de bovendorpel en het hoogste punt van de onderdorpel en tussen de binnenkanten van de stijlen. [N 55, 1a; N 55, 1b; N 55 1c]
II-9
|
30361 |
dagschoot |
naas:
nās (Q015p Stein)
|
Dat deel van een slot dat door het draaien van de 'kruk' buiten de belegplaat wordt gebracht. Zie ook het lemma 'Nachtschoot'. [N 54, 103b]
II-9
|
30263 |
dagstuk |
dagstuk:
dāxstø̜k (Q015p Stein),
voering:
vōreŋ (Q015p Stein)
|
Elk van de planken van 2 √† 3 cm breedte die dienen om de ruwe dagkanten van de muuropening aan het gezicht te onttrekken. De dagstukken vormen een vast raamwerk rond de deur dat op de muurblokken wordt vastgespijkerd. Zwiers 1907 merkt hierover op pag. 92 op: ø̄Kozijnen zijn niet bepaald noodig. In vele landen en ook in het zuiden van ons land worden ze niet toegepast en draaien de ramen en deuren √≤f onmiddellijk tegen den muur, √≤f sluiten tegen-, en vinden hunnen aanslag in houten dagstukken. De kozijnen verdienen echter alle aanbeveling, daar zij ons in staat stellen eene meer tochtvrije afsluiting tusschen onze vertrekken en de buitenlucht te bewerken. Waar echter eene zoodanige afsluiting niet wordt gewenscht, laat men ook hier te lande de kozijnen wel achterwege, zooals 't geval is bij tuindeuren, deuren van goederenloodsen, bij winkelramen enz.ø̄ [N 55, 19a; N 55, 149b]
II-9
|
21724 |
dagvaarden |
oproepen:
oproepen (Q015p Stein)
|
iemand laten weten dat hij voor de rechter moet verschijnen [ontbieden, pressen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21723 |
dagvaarding |
dagvaarding:
dagvaarding (Q015p Stein)
|
de mededeling aan een verdachte of getuige dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen [dagvaarding, dagement] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25319 |
dagwerk, maat van 4000 m2 |
halve morgen:
have murge (Q015p Stein)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 4000 vierkante meter [gemet, dagwerk] [N 91 (1982)]
III-4-4
|