e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

Gevonden: 5275
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de raat uitbreken (de) korf uitbreken: kørf ūtbręjkǝ (Stein) Uitbreken van de raat bij het oogsten van de honing. Het volk is dan verwijderd. [N 63, 81a] II-6
de richting controleren richting controleren: richting controleren (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) De richting controleren van een mijngang. Een richting bestaat uit twee of drie richtingspunten en een controlepunt. De richtingen hebben tot doel een rechte stand van de te maken gang in een vooraf bepaalde richting te verkrijgen (MBK II pag. 40-41). Alvorens de richting naar het front wordt doorgetrokken moet eerst de richting worden gecontroleerd. Het al of niet kloppen van de richting moet altijd worden vastgesteld op het controlepunt. [N 95, 846] II-5
de schaaf afstellen stellen: stęlǝ (Stein) De onderdelen van de schaaf zo instellen, dat er gewerkt mee kan worden. Het belangrijkste hierbij is het juist aanbrengen van de schaaf- en de keerbeitel in de schaafbek. [N 53, 111a] II-12
de scharen van de ploeg schaarten: šārtǝ (Stein) De in dit lemma verzamelde termen, die op één na alle meervoudsvormen zijn, kunnen behalve voor de scharen van een wentelploeg ook gebruikt worden als verzamelnaam voor de werkende delen van de ploeg of voor de onderdelen van de combinatie waartoe ook schaar en riester behoren. [N 11, 30 add.; N 11A, 85e + f; div.; monogr.] I-1
de snoeren belichten bijluchten: bęjløxtǝ (Stein  [(Maurits)]   [Wilhelmina]) Met name het tweede richtingssnoer belichten. Zie verder de toelichting bij het lemma Langs De Snoeren Kijken. [N 95, 852] II-5
de stal uitmesten uitmesten: ūtmęstǝ (Stein) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de steenhoop laden afslag ruimen: ap˱šlāx rȳmǝ (Stein  [(Maurits)]   [Domaniale]) De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.] II-5
de stuipen hebben stuiptrekken: stuuptrekken (Stein) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] III-1-2
de tafel dekken dekken: dèkken (Stein, ... ), gereedmaken: gereid maken (Stein), tafel dekken: taofel dèkken (Stein) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de tap maken de tap klaarmaken: de tap klaarmaken (Stein  [(Maurits)]   [Willem-Sophia]) De tap aanbrengen in het op te vullen pand. De invuller uit Q 15 schrijft daarover dat men op de mijn Maurits in de voet van de pijler de bekleding, in dit geval steenknuppels, aanbracht. Daarover spande men keergaas of soms jute doek, terwijl men later enkele lagen draad met papier aanbracht. Vervolgens werd met de hand ongeveer één meter van het pand met stenen en morskolen opgevuld, waarna het blazend opvullen kon beginnen. In pijlers met een houten ondersteuning werd het doek met het opvullen mee op de stijlen gespijkerd. Bij pijlers met ijzeren tappen moest het ijzer geroofd worden, maar daar plaatste men om de twee a drie meter een houten stijl om het doek te bevestigen. Wanneer men tot boven in de pijler was gekomen, was de pijler opgevuld. De laatste meter werd meestal weer met de hand opgevuld. Daarna schepte men de morssteen weg en bekleedde men de wanden met steenknuppels. [N 95, 566; N 95, 563] II-5