21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22378 |
diabolo |
diabolo:
diabolo (Q015p Stein)
|
Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18035 |
diarree |
schijt:
sjiet (Q015p Stein),
sjīēt (Q015p Stein)
|
Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27969 |
dichtgroeien |
toegroeien:
tugrøǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
toewassen:
tuwasǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gezegd van een mijngang die door de druk op het gesteente langzaam wordt toegedrukt. [N 95, 385; N 95, 386; monogr.]
II-5
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
dichtklenen:
dextklę̄nǝn (Q015p Stein)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
21310 |
dief |
spitsboef:
chpitsboof (Q015p Stein)
|
dief [DC 11 (1942)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
deenblad (Q015p Stein)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
21753 |
dienstplicht doen |
oproepen:
oproepen (Q015p Stein)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21736 |
dienstplicht gaan doen |
voor zijn nummer opgaan:
veur ziene nommer (Q015p Stein)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (Q015p Stein)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|