28613 |
afgejaagd volk |
jager:
ję̄gǝr (Q015p Stein)
|
Het door jagen verkregen volk bijen dat met de koningin in de jaagkorf is terechtgekomen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 90; N 63, 88c; monogr.]
II-6
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgelaten melk:
āfxǝlǭtǝn mɛlk (Q015p Stein),
foetsjmelk:
fotšmɛlk (Q015p Stein),
foetsmelk:
fotsmɛlk (Q015p Stein)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
29035 |
afglanzen |
afglanzen:
āfglanzǝn (Q015p Stein)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|
30296 |
afhangen |
(de deur) afhangen:
āfhaŋǝ (Q015p Stein)
|
Deuren van scharnieren voorzien en ze vervolgens draaibaar in het kozijn bevestigen. [N 55, 35]
II-9
|
18039 |
afhangend gezwel |
zak:
zak (Q015p Stein)
|
gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ene ponnie (Q015p Stein)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24920 |
afkalven |
afkalven:
afkalven (Q015p Stein),
brokkelen:
brokkij (Q015p Stein),
inkavelen:
inkavelen (Q015p Stein),
wegspoelen:
weg speulen (Q015p Stein)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20528 |
afkoken |
vazelen kost:
vazelle kost (Q015p Stein)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28514 |
afkomen, wegvliegen |
afkomen:
afkomen (Q015p Stein)
|
Het wegvliegen van een zwerm. Op een zonnige dag, meestal tussen 11 en 14 uur, gaan duizenden en duizenden werkbijen, vergezeld van honderden darren en met de oude moer in hun midden, zwermen. [N 63, 31b]
II-6
|
20473 |
afkomst |
komaf:
komaf (Q015p Stein)
|
afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|