30262 |
dook |
dook:
dōk (Q015p Stein)
|
IJzeren staaf die van onderen als afgeknotte vierzijdige piramide is bewerkt zodat het ondereinde ietwat breed uitloopt. Op de kanten zijn kleine uitsteeksels aangebracht. De doken worden in gaten van in de muur gemetselde hardstenen blokken met portlandcement of lood vastgegoten. [N 55, 18b]
II-9
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleedje:
deupklèdje (Q015p Stein),
dö.ypklɛṭjə (Q015p Stein)
|
doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND]
III-2-2, III-3-3
|
20396 |
doopmutsje |
doopmutsje:
deupmutske (Q015p Stein)
|
doopmutsje [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20400 |
doopsprei |
doopsprei:
deupsprei (Q015p Stein)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)]
III-2-2
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
doͅ.upfont (Q015p Stein)
|
doopvont [RND]
III-3-3
|
17968 |
door een staand gewas lopen |
spolken:
spolken (Q015p Stein)
|
lopen: Door een staand gewas lopen (spolken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25059 |
door elkaar, verward |
ondereen:
öngeréén (Q015p Stein),
ongeregeld:
ongereigeld (Q015p Stein),
voor evenveel:
veréévevèèl (Q015p Stein),
warrig:
warre (Q015p Stein)
|
niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18327 |
doordeweekse (werk)schort |
scholk:
scholk (Q015p Stein)
|
schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18671 |
doordeweekse kleren |
`s weldaagse kleren:
[sic]
sweljdigse klèjer (Q015p Stein)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30348 |
doordraaiende scharnier |
doorslaande scharnier:
dōrslǭndǝ šarnēr (Q015p Stein)
|
Scharnier voor deuren die naar beide zijden opendraaien. 'Bommer' in het woordtype 'bommerscharnier' is een merknaam. [N 54, 89; N 55, 33a]
II-9
|