e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

Gevonden: 5275
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doordrenken, nat maken platsen: plòòtsen (Stein), soppen: soppe (Stein) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doorhouw doortocht: doortocht (Stein  [(Maurits)]   [Wilhelmina]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doormidden gesneden beschuitbol beschuit: bǝšȳt (Stein) De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c] II-1
doormidden snijden van beschuitbollen doorsnijden: dø̄rsnōiǝn (Stein) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn, stekel doorn (mv.): də:r (Stein), doorns: dørəs (Stein), stekelen: stekele (Stein) doornen [DC 23 (1953)], [RND] III-4-3
doorputten doorputten: dōrpøtǝ (Stein) Naaien met de putsteek. Zo goed als onzichtbaar doornaaien. De putsteek wordt gebruikt om kanten meerdere vastheid te geven en twee of meer stoflagen op elkaar te verbinden. Het is een zeer klein gestoken achtersteekje (Gerritse, pag. 41). [N 59, 61; N 59, 58; N 59, 55] II-7
doorslaan trochelen: trǭxǝlǝ (Stein) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] II-7
doorslag, drevel doorslag: dōrslāx (Stein), drijfnagel: drīfnāgǝl (Stein) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.] II-9
dopen dopen: dö.ypə (Stein, ... ) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] III-3-3
doperwten doperwten: WBD/WLD  doperwt (Stein), erwten: erten (Stein), peulerwten: WBD/WLD  pelerwt (Stein) De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)] I-7