24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzendj (Q015p Stein),
driefzènjd (Q015p Stein),
drijf zand (Q015p Stein),
dryfzendj (Q015p Stein)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27354 |
drijven |
afjagen:
āfjāgǝ (Q015p Stein),
drijven:
drīvǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291] || Het verwijderen van bijen uit de woning door middel van kloppen, borstelen, stoten en afjagen op een korf met nest, met het doel honing te oogsten. [N 63, 98a; monogr.]
II-5, II-6
|
32208 |
drijver, zetbeitel |
zetbeitel:
zęt˱bęjtǝl (Q015p Stein)
|
De drijver of zetbeitel is eerder een werktuig van de smid. Het is een stompe stalen beitel waarmee de metalen banden worden aangedreven die ter versteviging rond de naaf worden aangebracht nadat de spaakgaten zijn geboord. Meestal worden vier naafbanden aangebracht: twee aan weerszijden van de spaken en verder nog twee aan de uiteinden van de naaf. Zie ook de lemmata ɛmiddennaafbandenɛ, ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ in wld II.11, pag. 136-139 en de daarbij horende afbeelding 214.' [N G, 30]
II-12
|
19726 |
drinkbus |
blik:
blę̄k (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.]
II-5
|
20499 |
drinken |
drinken:
drĕnke (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
drienken (Q015p Stein),
drinken (Q015p Stein),
lessen:
lèsjen (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
lèssen (Q015p Stein)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (Q015p Stein)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pōl (Q015p Stein)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20564 |
droesem |
drab:
drap (Q015p Stein),
dras:
dras (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20507 |
dronkaard |
zatlap:
zaatlap (Q015p Stein),
zuiplap:
zoeplap (Q015p Stein),
zōēplap (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
bezopen:
bezôpe (Q015p Stein),
een stuk in zijn hakken:
ene stuk in zene hakke (Q015p Stein),
zat:
zaat (Q015p Stein)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|